Dit is waar onze taalkapitein op let bij het redigeren
Een tweede lezer is onmisbaar als je goede teksten wil schrijven. Want hoe goed iemand ook is met woorden, zelfs hij of zij maakt wel eens een tikfout, schrijft passiever dan nodig of kan wel een ‘MAND!’-aanpak gebruiken. Onze taalkapitein Henoch legt je graag uit waar hij op let als hij een tekst nakijkt, want dat gaat veel verder dan alleen maar even wat foutjes eruit halen…
Of wij nu een interview uitschrijven voor een klant of een persoonlijke LinkedIn-post op papier zetten, wij laten deze vrijwel altijd door een tweede lezer nakijken. Want de eerste lezer, dat is de schrijver. En dat is toch een beetje alsof de slager zijn eigen vlees keurt…
Bij Warempel is Henoch vaak die tweede lezer. Hij helpt bij het nakijken van content die we voor klanten maken, maar helpt ook bij het redigeren van mailtjes, berichten naar collega’s of persoonlijke LinkedIn-posts. Waar hij op let? Dat legt hij hieronder uit!
De 7 punten van aandacht
1. Het doel van de tekst
Dit is wellicht niet het eerste waar ik naar kijk als ik een tekst onder ogen krijg, maar het is uiteindelijk wel het belangrijkste punt van aandacht. Wat is het doel van de tekst? Welke boodschap wil je overbrengen? Richt jij je wel op de juiste lezer? En wordt de lezer iets wijzer na het lezen van jouw bericht? Het zijn allemaal vragen die ik mezelf (namens de schrijver) stel.
2. Actief schrijven
Wie veel en intuïtief schrijft (en nog niet bewust bezig is met dit onderdeel), zal vaak passief schrijven. Wat dat is? Onnodig veel hulpwerkwoorden gebruiken, zoals ‘hebben’, ‘zijn’, ‘zullen’, ‘kunnen’ en ‘mogen’. En té veel hulpwerkwoorden zorgen voor een passief verhaal. Je wordt niet meegenomen in het verhaal. Zeg nou zelf: “Ik vierde vorige week mijn verjaardag” klinkt toch veel actiever dan “Ik heb vorige week mijn verjaardag gevierd”?
3. Variatie
Ik werk meer dan twee jaar samen met mijn collega’s en ik herken hun teksten dan ook meteen. Dat zorgt ervoor dat redigeren van hun teksten steeds soepeler gaat. Want waar ik bij de een vooral let op passief schrijven, let ik bij de ander op focus ik bij de ander op genoeg variatie in woorden (zie je wat ik daar deed?). Gebruikt een collega sommige woorden in een tekst net iets te vaak? Dan ga ik op zoek naar synoniemen of herschrijf ik de zin zo dat dat ene woord of die woordgroep niet nog eens voorkomt.
4. Consistentie
Ik hou van consistentie, ook in teksten. Dus als ik de volgende opsomming zie:
Onze oplossingen:
- Ontwikkeld met oog voor detail
- Passen bij product X
- Helpen je écht verder
Dan ga ik deze gelijk aanpassen! Waarom? Omdat deze opsomming niet consistent is. De tweede en derde bulletpoint beginnen met een infinitief (“passen” en “helpen”), terwijl de eerste begint met een voltooid deelwoord en ook geen hulpwerkwoord bevat.
Ik let er ook op of de lezer consistent op dezelfde manier wordt aangesproken (dus niet ‘jij’ met ‘u’ afwisselen) en of de schrijver niet de ene alinea in de wij-vorm schrijft en de andere alinea in de ik-vorm. Zoiets zouden wíj bijvoorbeeld nooit doen. 😉
5. Grammatica
Collega’s, maar ook vrienden en familie, zien mij als iemand van de taalregeltjes. De waarheid is dan ook dat ik vrijwel altijd eerst losga op dt-foutjes, spatiefouten of congruentiefouten (dat is als het onderwerp en de persoonsvorm in persoon en getal niet met elkaar overeenkomen, zoals “het contentmarketingbureau heeft een hoop talent in huis en investeren jaarlijks in hun kennis.”) Het zijn de dingen die mij het eerst opvallen als ik een tekst onder ogen krijg.
Dus ja, natúúrlijk let ik bij het nakijken van teksten op spelling en grammatica. Grammatica gaat over de regels en structuren die je terugvindt in de opbouw van zinnen. Staan woorden bijvoorbeeld wel in een goede of logische volgorde? Hier komt soms smaak om de hoek kijken. Neem bijvoorbeeld de zin: “Omdat we de sjaal om hadden gedaan”. Daar is grammaticaal niks mis mee. Kan het – in mijn ogen – beter? Jazeker. Door ‘om’ en ‘gedaan’ bij elkaar te houden, want dit komt van het werkwoord ‘omdoen’. “Omdat we de sjaal hadden omgedaan” wordt het dan.
Zoals eerder al gezegd, is zo actief mogelijk schrijven een mooi streven. Je probeert dan hulpwerkwoorden te vermijden. Komen ze wel voor in een zin, dan kies ik er vaak voor om het hulpwerkwoord vóór het voltooid deelwoord te plaatsen. Dus: “Wanneer wij ze hebben gebeld, gaan we over tot actie” in plaats van “Wanneer wij ze gebeld hebben, gaan we over tot actie”. Die laatste zin is niet fout, maar vind ík wat minder logisch, actief en mooi klinken. Waarom? Geen idee, misschien heeft het te maken met mijn journalistieke achtergrond. 😉
Soms is het ook gewoon hoe een zin ‘danst’. Je merkt dat vanzelf als je de tekst aan het lezen bent. Moet je iets te vaak stoppen? Dan loopt de tekst waarschijnlijk niet echt lekker. Let er maar eens op. En weet je hoe ik ervoor zorgde dat deze alinea lekker ‘danst’? Door korte en lange zinnen af te wisselen. Want alleen maar lange zinnen, dat leest vermoeiend.
Net als alleen maar korte zinnen. Dat is niet te doen. Dat staccato schrijven. Maar echt. Stop daarmee!
6. Spelling
Wat spelling betreft, is er vaak wél eenduidigheid te vinden. Spelling draait namelijk om duidelijk vastgelegde regels over hoe je woorden schrijft. Nu weet iedereen hoe je “boek” schrijft, maar hoe zit het ook alweer met die tussen-n?
Het verraderlijke van spelling is dat het vaak verandert. Zo ben ik (bouwjaar: 1987) opgegroeid met het Groene Boekje van 1995. Eén van de beruchte regels uit dit boekje is de paarde(n)bloemregel. Kort gezegd: je had de tussen-n voor samenstellingen waarvan het eerste deel een zelfstandig naamwoord is en de verbindingsklank een toonloze /ə/. Zo wordt ‘kip’ + ‘soep’ als samenstelling ‘kippensoep’, ook al zit er maar één kip in.
Maar in 1995 ontstond een uitzondering: de tussen-n kwam er niet als het eerste deel een dierennaam is en het tweede deel de naam van een plant of een deel daarvan. Het werd dus ‘paardebloem’ en ‘kattekruid’. Die regel werd in 2005 weer afgeschaft, maar ik moet soms nog stééds opzoeken hoe het nú zit met de tussen-n bij bepaalde samenstellingen. Hiervoor gebruik ik de woordenlijst van de Nederlandse Taalunie. Dikke tip!
7. Visuele aankleding
Een tekst is niet alleen maar tekst, maar heeft ook een visueel karakter. Zo kan een heel lange alinea totaal niet uitnodigen tot lezen. En elke drempel die iemand ervan weerhoudt om je tekst te lezen, is er een te veel. Ik breek dus vaak lange alinea’s op in twee kortere. Dat kan natuurlijk niet altijd en overal. Want een alinea heeft ook een inhoudelijke functie. Het liefst wil je per alinea één onderwerp beschrijven. Lukraak ergens een enter plaatsen midden in een alinea heeft dus geen zin.
Daarnaast is de ene tekst de andere niet. Als eindredacteur van Luc zijn socialmediaposts zorg ik bijvoorbeeld ook voor gepaste emoji aan het begin van een alinea. En als ik zie dat een blogpost te weinig tussenkopjes heeft, dan voeg ik die ook nog toe. Alles om ervoor te zorgen dat de tekst in zijn geheel ook echt uitnodigt tot lezen of in ieder geval koppensnellen.
(Nagekeken) teksten op maat
Je ziet het: er komt een hoop bij kijken als het om eindredactie gaat. Kan jij wel wat hulp gebruiken bij het schrijven of nakijken van jouw teksten? Neem dan contact met ons op. Wij schrijven met liefde jouw teksten op maat. En we kijken ze net zo graag na. Kofschip ahoi!